Hete zetmachines

In Europa ontwikkelde rond 1440 Johannes Gutenberg een methode om teksten gemakkelijk te vermenigvuldigen: het drukken met losse, gegoten letters. Dit betekende dat er met de hand loden letters gegoten werden, die vervolgens eveneens met de hand werden gerangschikt tot woorden en zinnen zodat er uiteindelijk een pagina ontstond, die vervolgens gedrukt kon worden (zie de afbeelding in de kop van dit blog). In de eeuwen daarna werd hier en daar een verbetering in deze techniek aangebracht, maar in essentie bleef zij gelijk.

Pas aan het eind van de negentiende eeuw kwam hier verandering in. In 1883 ontwikkelde in de Verenigde Staten de Duitse immigrant Ottmar Mergenthaler een zogeheten ‘hete zetmachine’: de Linotype. Door middel van een toetsenbord werden matrijzen in de juiste volgorde geplaatst en vervolgens gevuld met vloeibare lood. Het resultaat was een gegoten tekstregel. Bij een zetfout moest dus de gehele regel opnieuw gegoten worden. In Engeland werd iets later een wat flexibelere zetmachine ontwikkeld waarmee losse letters geproduceerd konden worden: de Monotype. De losse letters die deze machine voortbracht, konden dus tevens als handzetsel gebruikt worden. Met de Monotype kon hoogwaardige zetwerk gefabriceerd worden. Er waren, met name door Stanley Morison, beroemde drukletters uit het verleden voor aangepast (Bembo, Garamond etc.), en er werden bovendien nieuwe letters voor ontworpen, zodat dit systeem een rijke keus aan uitstekende lettertypes bood.

Literatuur
Basil Kahan Ottmar Mergenthaler. The Man and his Machine. New Castle: Oak Knoll Press, 2000.
Werner Westlinning Der maschinelle Bleisatz. Zur Geschichte der Satzherstellung. Darmstadt: Technische Hochschule, 1993.

Dit bericht werd geplaatst in Book History en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie